Home

In een marrondorp waarin de kapitein zijn brood verdient met het maken van oso dresi en een offeraltaar voor voorouders en winti’s de rivier overziet, werkt Anne Dreisbach (64) al 32 jaar als verpleegster en missionaris. De Amerikaanse zuster heeft het dorp tot haar thuis gemaakt. Momenteel heeft zij tweeduizend patiënten onder haar hoede. Maar haar eigenlijke missie is niet medisch, maar religieus van aard. Ze is daar om de dorpelingen te “vertellen over de liefde van God”.

Moeder Teresa Cotticarivier

‘Zuster Anna’ draait haar drukbezochte poli al drie decennia in Lantiwee, een marrondorpje aan de Cottica met zo’n veertig inwoners. In het hele gebied geldt de praktijk als de eerste stop voor medische hulp. De verpleegster behandelt verkoudheid, griep, hoge bloeddruk, diabetes, verwondingen, en ga zo maar door. Ook voor het trekken van een tand draait ze haar hand niet om. Bovendien is bijna elke Cotticaan onder de dertig door haar ter wereld geholpen.

“Maar als het boven mijn macht ligt, stuur ik de patiënten door”, zegt Dreisbach. Van de kliniek loopt er een pad naar de rivier waar haar twee boten liggen. Bootsman Desi zorgt al sinds 1991 voor het transport naar Moengo. Daar draagt de zuster haar zieken over aan dokter Koenjbihari. De meeste mensen verpleegt ze echter gewoon in Lantiwee, soms wel meer dan honderd op een dag.

Aukaans

Overdag gaat Dreisbach gekleed in een spierwit verpleegstersuniform. ’s Avonds in een blouse, ingestopt in een lange rok, die ze tot vlak onder haar borsten optrekt. Daaronder eeuwig een paar slippers. Haar stem is zacht en klinkt meisjesachtig, maar haar lichtgrijze haren en een brilletje verraden haar leeftijd. Ze spreekt Engels, een paar Afrikaanse talen en Aukaans. Geen Nederlands, want dat heeft ze daar toch niet nodig.

“Ik voel me thuis in derdewereldlanden. In de Verenigde Staten ben ik als een vis op het droge.” Ze lacht en zegt: “Waarschijnlijk moet ik daar teveel op m’n manieren letten.” Ze is het niet meer gewend om schoenen te dragen, kauwt net als de Aukaners uitgebreid op haar kippenbot en boert na het eten, zoals ze dat in Afrika heeft geleerd.

Poli

Haar kleine poli bestaat uit twee ruimtes. Eentje met een behandeltafel en keukenkastjes met linnengoed, en de andere met een houten ‘tandartsstoel’, de medicijnenvoorraad en bakken vol groene patiëntendossiers. Voor de raampjes hangen gordijnen met bloemetjesmotief, aan de muren prenten van Jezus aan het kruis. De Bijbel in het Sranan Tongo ligt naast de deur.

De behandelkamer nog geen tien vierkante meter groot is veertien jaar lang de plek geweest waar Dreisbach woonde en werkte. In die beginjaren bevielen vrouwen van hun baby’s op hetzelfde bed waar de zuster ’s nachts op sliep. En als ze aan tafel zat om te eten, lagen haar voeten in de wasmand met vieze kleren. Maar zuster Anna is niet de persoon om te klagen. Ze kijkt liever naar de positieve kanten van het leven. “Als kind was ik altijd veel binnenshuis, maar deze kleine kamer heeft me geleerd om buiten te leven. Mijn avonden bracht ik samen met de dorpsbewoners rondom het kampvuur door. Zo heb ik de taal leren spreken.”

Afrika

Dreisbach komt uit een Amerikaans missionarisgezin en brengt haar kinderjaren door in Nigeria, vlakbij de Sahara. Ze groeit op met het idee dat ze met nomaden door de woestijn zal trekken. “Dat heb ik altijd gewild. Leven in een karavaan met kamelen en Christus delen door de manier waarop ik leef.” In 1980 valt haar Afrikaanse droom in duigen na een islamitische staatsgreep in Niger, haar toenmalige thuisland. Alle christenen worden uit het land verdreven.

De verpleegster vertrekt naar de Surinaamse Cotticarivier, waar vrienden van haar wonen. Het oorspronkelijke idee is om een jaartje bijbellessen te geven bij de katholieke missie in Tamarin en daarna terug te keren naar Afrika. Ze wordt echter al snel gevraagd om de medische hulp op zich te nemen en één jaar worden er dertig.

Hoewel de marrons geen nomaden zijn, kan Dreisbach haar missionarisbestaan in het Surinaamse binnenland precies volgens haar wensen invullen. “Ik leef met de mensen. Ik baad met hen in de rivier, ik ga mee het bos in om te jagen en ik heb een kostgrond, net als zij. Zo kan ik, door de manier waarop ik leef, hen laten zien wat het betekent om een christen te zijn.”

Moeder Teresa Cotticarivier 3

Oorlog

Ook de binnenlandse oorlog kon zuster Anna niet weerhouden van haar tweeledige missie. Samen met andere achtergebleven missionarissen uit Rikanau Moffo trok ze regelmatig het bos in. Ze behandelden iedereen die ze konden vinden, deelden medicijnen uit en gaven bijbellessen. Leden van het Jungle Commando waren gewoon welkom in de poli, maar moesten hun machinegeweren buiten laten staan.

Dreisbach moet lachen bij de herinnering aan de moeilijke tijd, omdat het voor onhandige situaties in de polikliniek zorgde. “Alle rebellen droegen hekserij voor bescherming tegen het kwade. Maar met al die armbanden, kralen en koordjes om mochten ze geen vrouwen aanraken. Ze deden eerst alles af, dan kon ik een tand trekken en als dat klaar was, moest alles weer aan.”

De oorlog laat een zware erfenis achter in het gebied, ook voor het werk van zuster Anna. “Het heeft de rivier twintig jaar terug in de tijd gezet.” Ze doelt daarmee niet alleen op de economische en de demografische achteruitgang, maar vooral op de grote groep dorpelingen die geen onderwijs heeft genoten dankzij de gewelddadige jaren. “Een hele generatie is vast komen te zitten in traditie.”

Geesten

De verering van voorouders en geesten is dan ook onderdeel van het dagelijks leven aan de Cotticarivier. “De dorpelingen organiseren hun hele leven rond een onzichtbare wereld. Alles wat ze doen, draait om het tevreden houden van geesten.” De missionaris somt voorbeelden op van wat zij “hekserij” noemt: “Ze hangen amuletten in hun huizen tegen diefstal, bij iedere grote beslissing wordt er rum uitgeschonken en ze plaatsen offers voor een voetbalwedstrijd.”

Dreisbach probeert daar met haar eigen routine, langzaamaan verandering in te brengen. Wanneer de patiënten zich ’s morgens aanmelden bij de poli, is het eerst tijd voor een bijbelles. De laatste paar weken werkt de zuster met een legpuzzel van een kruis. Dat vormt een opstapje voor het verhaal van de kruisiging van Jezus en een korte uitleg van het begrip ‘zonde’. Dan volgt een gezamenlijk gebed en daarna komen de patiënten één voor één aan de beurt voor hun gezondheidsklachten.

Bekeerd

Het ochtendritueel is min of meer verplicht, maar de zuster heeft ook vrijwillige bijbelklassen en één keer per week wordt er een kerkdienst gehouden in één van de dorpen. Dertig jaar geleden werden die echter wel wat drukker bezocht. “Toen was er simpelweg niets anders te doen. Nu zit men ’s avonds liever voor de tv.” Toch heeft een aantal Cotticanen zich intussen bekeerd en zijn anderen zoekende, maar hebben “de waarheid nog niet geaccepteerd”.

Moeder Teresa Cotticarivier 2

“Zoals zo vaak in het leven weten we wel wat juist is, maar kiezen we er toch voor om het verkeerde te doen. Dat is vrije wil”, zegt de missionaris. Sommige marrons proberen twee wereldbeelden te combineren het traditionele waar ze mee zijn opgegroeid en het geloof dat de zuster introduceert. “Ik probeer ze uit te leggen dat zoiets niet kan. Je kunt niet in twee boten tegelijk varen. Je kunt niet op twee wegen tegelijk lopen.”

Met een onuitputtelijk engelengeduld biedt zuster Anne Dreisbach zo de noodzakelijke medische zorg in het Cotticagebied, maar met een christelijke boodschap. Hoewel die boodschap niet door iedereen met open armen wordt geaccepteerd, heeft de missionaris wel het vertrouwen van de mensen gewonnen. Zelfs dorpelingen die intussen in Moengo wonen, komen voor hun medische zorg nog steeds speciaal met de boot naar het kleine dorpje Lantiwee.

Gepubliceerd in de Ware Tijd, 16/02/2013
Beeld: Irvin Ngariman

Plaats een reactie