Home

Bijna geruisloos treden ze de laatste paar jaren toe tot Surinaamse ondernemingen, maar Filippijnse migranten zijn al vijf decennia hét importproduct op de wereldwijde arbeidsmarkt. De emigratie van miljoenen Filippino’s is echter niet zonder gevolgen. De achtergronden van een uniek exportbeleid.

Filippijnse arbeidsmigranten

Een visum voor de Verenigde Staten is al decennialang de droom van de Filippijn. Zelfs bewust gestuwd door opeenvolgende regeringen, heerst er een ware migratiecultuur op de 7107 eilanden die de archipel rijk is. De overzeese diaspora telt maar liefst elf miljoen hoofden verspreid over álle continenten, tegenover een bevolking van ruim 99 miljoen – meer dan 10 procent. Een onderzoek uit 2003 van twee Filippijnse migrantenorganisaties stelt vast dat bijna de helft van de Filippijnse kinderen opgroeit met de wens om buiten de landsgrenzen ‘het goede leven’ te zoeken.

De voedingsbodem voor deze omarming van de mondiale arbeidsmarkt is gelegd in de jaren zestig, en daarna zorgvuldig onderhouden. Na de Tweede Wereldoorlog werden de Filippijnen beschouwd als het één na rijkste land van Azië, met alleen Japan nog voor zich. In 1949 verkrijgt het land onafhankelijkheid van de Verenigde Staten. Het land is geschaad door de oorlog, maar de toekomst lijkt positief. Waar andere economieën, zoals Hongkong, Singapore, China en Taiwan, zich ontwikkelen tot Grote Tijgers, blijven de Filippijnen echter achter. De verwoeste infrastructuur, groeiende economische ongelijkheid en ernstige gezondheidsproblemen tekenen het dagelijks leven.

Verenigde Staten versoepelen

Dan betreedt wonderkind Ferdinand Marcos het podium. De briljante rechtenstudent maakt naam als politiek leider en wordt in 1965 verkozen tot president. Hij kondigt hervormingen en plannen voor de reconstructie van het land aan, waaronder het opleiden van grote aantallen verpleegsters om de gezondheidszorg op te krikken. Een maatregel die later onvoorziene gevolgen had. Ondertussen, aan de andere kant van de Grote Oceaan, maakt de regering van de Verenigde Staten namelijk een ingrijpende beslissing. In hetzelfde jaar als Marcos’ verkiezing wordt daar de immigratiewet aangepast. Amerika kampt met grote tekorten op de arbeidsmarkt, in het bijzonder in de medische sector, en maakt het voor geschoolde migranten gemakkelijker om te immigreren. Ook Canada, Australië en Nieuw-Zeeland versoepelen hun migratiebeleid.

Zo treedt de wet van vraag en aanbod in werking. Gezegend en vervloekt met een bijzonder grote populatie, ziet Marcos een kans om de werkloosheid in zijn land te verminderen. De geïndustrialiseerde landen smachten naar werknemers, dus de Filippijnen kunnen hun overschot aan arbeidskrachten gebruiken als exportproduct. In eerste instantie gaat dit nog op informele basis. Het zijn voornamelijk individuele migranten die zelf hun weg zoeken naar buitenlandse kansen. Vanaf de jaren zeventig neemt de emigratie van Filippijnen institutionele vormen aan.

Dictator Marcos

Aan het einde van zijn presidentstermijn kondigt Marcos in 1972 de krijgswet af. Hij ontpopt zich als dictator. Marcos’ regime kenmerkt zich door censuur, politieke onderdrukking, mensenrechtenschendingen en immense corruptie. Samen met zijn vrouw Imelda verduistert Marcos miljarden dollars, onder andere op Zwitserse bankrekeningen en een duizelingwekkende schoenencollectie. Puur gekeken naar de cijfers lijkt het in die tijd economisch goed te gaan met de Filippijnen, maar de economie steunt volledig op het monopolie van Marcos’ bondgenoten. Waren de werkloosheid en de lage lonen voor sommigen nog geen reden om te vertrekken, helpt het politieke klimaat ze nu de streep over. Veel Filippijnen stemmen met hun voeten en migreren om politieke onderdrukking te ontvluchten.

Dan breekt in 1973 ook nog eens de wereldwijde oliecrisis uit. De economie van de Filippijnen wordt er hevig door geraakt, maar tegelijkertijd biedt de crisis nieuwe kansen. De olieproducerende Golfstaten maken enorme winsten en kunnen hun projecten niet aan met eigen arbeiders. Honderdduizenden Filippijnen gaan in op die vraag en vertrekken als arbeidskrachten naar landen zoals Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit.

De aanvoerder

Hoewel Marcos sinds 1981 niet meer aan de macht is, reguleert dit systeem van wereldwijde vraag en Filippijns aanbod nog steeds de emigratie van miljoenen Filippino’s, met de Filippijnse overheid als belangrijkste aanvoerder. De export van arbeidskrachten is geïnstitutionaliseerd. Particuliere uitzendbureaus struinen het land af om arbeidsmigranten in te lijven voor hun buitenlandse opdrachtgevers, vaak tegen indrukwekkende vergoedingen. De overheidsinstantie Philippines Overseas Employment Administration (POEA) houdt alle migratiestromen nauwkeurig bij, stimuleert de bevolking om overzee te gaan en vooral veel vreemde valuta naar huis te sturen, en functioneert zelf als een leverancier van arbeiders voor buitenlandse werkgevers, zeevaarders en overheden.

De rol van de overheid is vooral gedreven door werkgelegenheid; de bescherming van arbeidsmigranten staat pas enkele jaren hoog op de agenda. Bestemmingslanden die permanente vestiging van Filipino’s actief ontmoedigen en praktisch onmogelijk maken, zijn daarom traditioneel gezien ook zeer goede partners geweest. Daarnaast probeert de Filippijnse overheid ook te voorkomen dat deze waardevolle burgers buiten het systeem om migreren. Filippino’s mogen alleen het land verlaten om te werken als ze geworven zijn door een overheidsagentschap of een officieel uitzendbureau. Ook moet hun arbeidscontract goedgekeurd worden door de POEA. Arbeidsmigranten die langer in een land verblijven dan hun visum toelaat, worden bovendien gestraft door de Filippijnse overheid. Alles om de ‘merknaam’ van de Filippijnse arbeidsmigrant van een bepaalde klasse en kwaliteit te verzekeren op de mondiale markt.

Migratiepatronen

Na bijna vijftig jaar intensieve arbeidsmigratie heeft de Filippijnse diaspora zich als een olievlek verspreid tot in elke uithoek van de wereld. Migratiepatronen verschillen sterk gekeken naar mannelijke en vrouwelijke arbeiders. Sinds de migratiestromen op gang zijn gekomen, zijn Filippijnse mannen vooral ingehuurd in de wereldwijde zeevaart en in de bouwsector. De Filippijnse man is specifiek erg populair in het Midden-Oosten; in de rest van de wereld is hij minder aanwezig.

De meeste Filippijnse arbeidsmigranten zijn vrouwen; meer dan 60 procent. Dat komt in eerste instantie vooral omdat de Amerikanen zo gericht waren op de import van verpleegsters, en daarnaast doordat de wereldwijde vraag naar Engelssprekende zorgverleners – verpleegsters, nanny’s, dienstmeisjes – enorm is toegenomen. Vooral in global cities zoals Dubai, New York, Rome, Singapore en Hongkong is hun goedkope arbeid nodig om de dure levensstijl van de inwoners mogelijk te maken. Filippina’s zijn daarom op elk continent sterk vertegenwoordigd.

De migrant als product

Zoals al aangetipt werd, is de Filippijnse overheid traditioneel niet gericht op het beschermen van de rechten van hun overzeese burgers, terwijl arbeidsmigratie alles behalve risicoloos is gebleken. De internationale netwerken van mensensmokkel en –handel hebben lange tijd redelijk hun gang kunnen gaan, wat geleid heeft tot een overweldigend aantal Filippijnse vrouwen in de seksindustrie, vooral in Japan en het Midden-Oosten. Ook hebben veel Filippijnse vrouwen hun weg gevonden naar landen zoals Duitsland, Finland, Australië en de Verenigde Staten als mail order brides. Hun rol als dienstbodes en nanny’s maakt hen bovendien kwetsbaar voor uitbuiting, seksueel misbruik, mishandeling, buitensporige werkuren en slechte leefomstandigheden.

Zowel Filippijnse mannen als vrouwen worden in veel bestemmingslanden uitsluitend gezien als tijdelijke contractarbeiders. Contracten en wetten zijn er specifiek op gericht om Filippino’s geen burgers van het land te laten worden. Hun verblijf is in de meeste gevallen strikt verbonden aan de duur van hun arbeidscontract. Landen zoals Singapore verbieden huwelijk en concubinaat tussen Filippijnse vrouwen en lokale burgers. Zowel in het Midden-Oosten als in Azië is het voor Filippina’s bovendien verboden om zwanger te raken. Ook gezinshereniging is in de meeste landen niet toegestaan.

Sinds 1995 verschuift de focus van de Filippijnse overheid en in het bijzonder de POEA langzamerhand richting de bescherming en het welzijn van arbeidsmigranten. Keerpunt was de rechtszaak en executie van Flor Contemplacion in Singapore. De Filippijnse dienstbode werd in dat jaar beschuldigd van de moord op een Filippijnse nanny en het jongetje waar zij voor zorgde. In een haastige rechtszaak werd ze ter dood veroordeeld door de rechtbank van Singapore, terwijl de Filippijnen, inclusief de regering, overtuigd waren van haar onschuld. Nog steeds wordt Flor Contemplacion gezien als een martelaar en staat haar verhaal symbool voor de harde realiteit van veel arbeidsmigranten.

Moderne held

Hoewel Filippino’s in hun thuisland kennis hebben van de risico’s en het gebrek aan bescherming overzee, houdt dat velen niet tegen om de stap te maken. Vanwege de vele jaren aan arbeidsmigratie op grote schaal, wordt het gezien als een doodgewone zaak, als iets waarmee je opgroeit en bovendien als een positieve stap in je leven. Veel is erop gericht om migratie te bevorderen. Elk jaar op Migrant Workers Day reikt de president de Baygong Bayani, de prijs voor de moderne held, uit aan twintig buitengewone arbeidsmigranten. De uitverkorenen hebben getoond dat zij vastberaden zijn, hard werken en veel geld naar huis hebben gestuurd.

Voorstanders van deze migratiecultuur wijzen op de financiële voordelen van de arbeidsexport. Migranten werden in eerste instantie verplicht, nu aangemoedigd, om een deel van hun salaris naar hun familie in de Filippijnen op te sturen. Dankzij deze terugstuurgelden is het inkomen van veel gezinnen aanzienlijk vergroot. De Filippijnse economie steunt voor een groot deel op het inkomen van burgers in het buitenland; de officiële, geregistreerde gelden zijn goed voor meer dan 10 procent van het nationale inkomen. De Asian Bankers Association schat echter dat het totale bedrag van de onofficiële terugstuurgelden 30 tot 40 procent hoger ligt dan de officiële cijfers.

Brain drain

Critici stellen echter dat de instroom aan vreemde valuta nauwelijks heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de Filippijnen. Het werkloosheidscijfer wilde decennialand niet dalen – daar is pas een paar jaar verbetering in te merken – en de nadruk op de export van arbeiders heeft geleid tot een ernstige brain drain. Ironisch genoeg is het tet tekort aan Filippijnse verplegers nergens zo groot als in de Filippijnen zelf.

De grootste zorg is echter de sociale veranderingen die de grootschalige arbeidsexport teweeg heeft gebracht. Geschat wordt dat negen miljoen Filippijnse kinderen opgroeien met ten minste één ouder in het buitenland; dat is bijna één op de drie kinderen. Die afwezige ouder is nu steeds vaker de moeder, wat volgens Unicef leidt tot verregaande verstoringen en veranderingen in de opvoeding. Vooral jongeren tussen dertien en zestien jaar lijken het meest getroffen; het aantal drop-outs en zwangerschappen en het gebruik van drugs is sterk toegenomen in deze leeftijdscategorie.

Suriname

Suriname’s rol in die maatschappelijke ontwrichting blijft vooralsnog miniem. De groei van een enkele migrant naar de tientallen die er momenteel jaarlijks binnen komen valt in het niet bij de migratie van honderdduizenden naar andere delen van de wereld. Wel is bekend dat enkele Surinaamse ondernemers de rechten van hun Filippijns personeel hebben geschonden door paspoorten in te houden en salarissen uit te betalen die veel lager liggen dan in de contracten was afgesproken.

Filippino’s draaien intussen mee op de werkvloeren van grote bedrijven zoals Surmac, Greenheart, Staatsolie, maar ook restaurants en een aantal ziekenhuizen hebben Filippijnse arbeidsmigranten in dienst. Plannen voor een bureau met Filippijnse nanny’s liggen klaar. De cijfers van het ministerie van Arbeid, Technologische ontwikkeling en Milieu suggereren dat de Surinaamse ondernemer steeds vaker zijn toevlucht zoekt bij een Filippijnse werknemer. Verhalen over het arbeidsethos van deze ‘moderne held’ zullen die vraag naar verwachting alleen maar doen toenemen.

Werkvergunningen ATM 2013

Aantal werkvergunningen dat het ministerie van Arbeid, Technologische ontwikkelingen en Milieu in 2013 heeft verstrekt


Bronnen

  • Commission on Filipinos Overseas, Stock Estimates 2012
  • International Organization for Migration, Country Migration Report, the Philippines 2013
  • Inquirer, ‘The Price of Working Abroad’, 2010
  • Migration Policy Institute, ‘Labor Export as Government Policy: The Case of the Philippines’, 2004
  • New York Times, ‘Generation left behind by Filipino migrant workers’, 2008
  • Philippines Overseas Employment Administration, Annual Report 2011
  • Rhacel Parrenas, Servants of Globalization, 2001
  • Unicef, Migration and Filipino Children Left-Behind, 2008

 

VRAAG
Gezocht: arbeider die wil werken op feestdagen

Het tuinbouw- en exportbedrijf GOPEX International N.V. in Saramacca werkt anderhalf jaar met Filippijnse arbeiders. Directeur Bhiesnoe Gopal heeft vier Filippijnse jongens in dienst en heeft een aanvraag lopen voor nog eens vijf arbeiders. “Het is niet dat ik tegen Surinamers ben, maar wat moet ik anders als zij hun verplichtingen niet nakomen?”

Bhiesnoe Gopal en zijn Filipijnse arbeiders poseren trots met hun KLM-exportaward.

Bhiesnoe Gopal en zijn Filippijnse arbeiders poseren trots met hun KLM-exportaward.

Gopal’s ervaring met zijn buitenlandse werknemers sluit aan bij het stereotype van de Filippijnen: “Het zijn beschaafde, betrouwbare en hard werkende jongens.” Als hij ze uit eten brengt, hoeft hij zich niet te storen aan zijn schijnende arbeiders: vrouwen en meisjes worden consequent netjes en respectvol aangesproken met Ma’am. En ze “weten hoe het hoort”. Een voorbeeld: “Eentje heeft toevallig een rijbewijs. Als hij mijn auto neemt, dan maakt hij hem daarna schoon en hij ververst de olie.”

Maar het belangrijkste kenmerk van zijn Filippijnse arbeiders is de continuïteit die ze bieden aan het bedrijf. Gopal exporteert Surinaamse groente naar Nederland en moet daarom zorgen voor een constante productie. “Mijn afnemer wil niet horen dat een arbeider ziek was of dat het heeft geregend.” In de landbouw wordt er elke dag gewerkt, zegt hij, ook als het een feestdag is. “De okers zijn nu groot, dus we moeten om de ene dag oogsten. Volgende week is het Pasen, maar er is werk te doen.”

Genoeg ervaring met Surinaamse en Haïtiaanse arbeiders heeft hij wel, en niet altijd even positief. Twee jaar geleden heeft hij een groot deel van zijn verbouwde groente niet kunnen oogsten. “Kousenband, sopropo,… Ik heb het rijp zien worden, maar ik had geen arbeiders.” Het beperkte werkethos van de Surinaamse arbeider heeft voor hem directe financiële gevolgen. “Als ondernemer moet je je schulden betalen. De bank houdt geen rekening met feestdagen of zieke werknemers.” Dat snapt hij wel, voegt hij eraan toe. Het geeft hem alleen nog maar meer redenen om op zoek te gaan naar andere arbeiders.

Om Filippijnse arbeiders te laten halen, moet een onderneming een grote investering plegen. Gopal betaalt voor twee tickets – ze moeten na drie jaar immers weer terug naar huis kunnen – en onderdak. Het is het hem waard. Sterker nog: “We moeten ze thuis laten voelen, zodat ze over een paar jaar zonder enige twijfel weer terug willen komen.” Twee van zijn arbeiders hebben een vrouw en kinderen in de Filippijnen. Mochten zijn arbeiders na hun eerste contractperiode van drie jaar terug willen naar Saramacca, is hij bereid ook het gezin op te vangen. “Dan bouwen we een huisje voor hen, en hun vrouw nemen we ook dienst. Dan hebben ze geen tekortkomingen.”

Wel vindt hij dat de overheid moet inspringen en zich moet aansluiten bij deze ontwikkelingen. “Voedselschuur van de regio wordt je niet één, twee, drie.” Hij oppert een tegemoetkoming voor de ticketkosten en een versoepeling van de bureaucratie voor migranten. Zoals het er nu aan toe gaat, verliest Suriname het namelijk flink van concurrenten in het buitenland. “Als een afnemer wil verhogen van twintig naar dertig antroewa’s, dan zijn wij daar niet toe in staat. We hebben niet genoeg arbeiders. Ik heb aanvragen vanuit Duitsland en Groot-Brittannië, maar ik kan die productie niet aan.” Wat de afnemers nu dus doen: “Ze nemen zaadjes van Surinaamse groenten en laten die in Afrika of in Santo Domingo planten. Zo kunnen ze meer en goedkoper afnemen.”


 

TUSSENPERSOON
Een zachte landing

De markt staat nog in de kinderschoenen, maar er zijn toch al een paar Surinaamse uitzendbureaus die Filippijnse arbeiders koppelen aan lokale ondernemingen. John vertelt hoe dat in zijn werk gaat.

Hij wil liever niet met zijn volledige naam in de krant; John is nog maar een jaar officieel op de markt en heeft te maken met een concurrentiestrijd, zegt hij. John heeft intussen voor ongeveer dertig contractarbeiders de overtocht naar Suriname geregeld.

Dat gaat ongeveer zo. John krijgt bijvoorbeeld een aanvraag van een Surinaamse ondernemer in de landbouw voor drie arbeiders. Hij stuurt zijn contacten in de Filippijnen eropuit om te scouten naar geschikt personeel. Er worden arbeidersprofielen opgemaakt en die bespreekt hij met de ondernemer. Als die akkoord gaat, worden de formele zaken geregeld. De arbeiders gaan door een medische keuring in de Filippijnen (“Voor zulk fysiek zwaar werk wil je mensen halen die gezond zijn.”) en er wordt een verklaring omtrent gedrag bij de politie aangevraagd. Zodra dat in orde is, moet de aanvraag langs de strenge controle van de Philippine Overseas Employment Administration (POEA). Dat is een overheidsorganisatie van het Filippijnse ministerie van arbeid die moet waken over het welzijn van Filippino’s die werken in het buitenland. Zodra de POEA groen licht geeft, betaalt de ondernemer de tickets van zijn drie werknemers (zo’n USD 2700 per persoon) en is het wachten op de nieuwe arbeidskrachten, die voor USD 500 per maand aan het werk zullen gaan.

John zorgt er in Suriname voor dat de Filippijnen medisch verzekerd zijn, dat hun verblijfs- en werkvergunningen geregeld worden en zorgt ook op sociaal gebied voor een zachte landing. Hij bereidt hen voor op hun werk hier en bemiddelt bij eventuele problemen met hun werkgever. Vooral de uitleg over Suriname neemt nogal wat tijd in beslag. “Filippino’s hebben één droom: de Verenigde Staten. Als ze horen: ‘Zuid-Amerika’ denken ze dat er al zijn.”

Vanuit de wens om iets te kunnen betekenen voor Filippijnse migranten is John samen met zijn vrouw een uitzendbureau begonnen. John’s vrouw is een Filippijnse die vijf jaar geleden zelf als contractarbeider naar Suriname werd gehaald. Het koppel maakte kennis in Apoera door hun gedeelde werkgever, Greenheart. Op een gegeven moment stond er een groep van vier Filippijnse arbeiders bij het echtpaar voor de deur. Ze werden slecht behandeld door hun Surinaamse wetgever: hun salaris was de helft van het beloofde bedrag, hun paspoorten waren ingenomen en hun werkgever had hun verblijfs- en werkvergunningen niet geregeld. “Als je ziet hoe dat gaat, dan breekt het je.”

Vanwege de slechte economische situatie in hun thuisland, werken de Filippino’s vooral om geld naar huis te kunnen sturen. Het contact met de familie is volgens John dan ook het belangrijkste voor een overzeese migrant. “Als je ze ergens laat werken waar er geen telefoon- of Skypeverbinding is, zullen ze niet lang blijven.” Echt veel verdient hij er nu niet aan, beweert hij. “Het is meer geloop dan wat anders.” John denkt er daarom wel aan om over te stappen op hoogopgeleide contractarbeiders. Immers, hoe hoger het toekomstige salaris, hoe hoger de vergoeding voor John.


 

AANBOD
Overleven doe je buiten

In het land van herkomst is het voor de meeste Filippijnen een worsteling om te overleven. Een voor de hand liggende optie: naar het buitenland trekken als gastarbeider. Voor sushi-chef Joey Formento was er ook “geen andere keus”.

Filipino - Joey Fermento

De 36-jarige sushi-chef werkt al acht jaar buiten de archipel in Zuidoost Azië. Hij begon in West-Afrika, maakte de overstap naar het Caribisch Gebied via Grenada en werkt nu in Suriname. Terwijl er in de Filippijnen veel uitzendbureaus zijn, zoekt Formento liever zelf zijn buitenlandse werkgevers op. “Bij de bureaus moet je een maandsalaris afstaan”, verklaart hij zijn keuze. Zelf op zoek gaan betekent ook direct onderhandelen met de werkgever.

Formento komt uit één van de grootste steden tevens hoofdstad van de eilandengroep, Manilla, met meer dan 1.7 miljoen inwoners. “Ons land is zo overbevolkt dat de concurrentie en competitie moordend zijn”, zegt Formento. In de Filippijnen, herinnert hij zich, gold een minimumloon van nog geen USD 8 op dagbasis. “Terwijl alles verschrikkelijk duur is. Als je een goede baan hebt, dan kun je wel een goed leven hebben, maar voor de meesten is werken in het buitenland de enige optie.”

Maar succesverhalen zijn niet weggelegd voor iedereen. “Mijn ouders hebben het ook geprobeerd, maar het is hen niet gelukt.” Zo nu en dan stuurt hij geld voor zijn familie, maar dat hoeft niet per se, omdat iedereen wel een eigen baan heeft. Het aflossen van zijn hypotheek geniet daarom prioriteit.

Aanpassen aan de leefwijze, cultuur of taal van het land gaat in de meeste gevallen wel vlot, ook bij zijn collega-migranten. Het makkelijkst is natuurlijk als er geen andere taal bijgeleerd hoeft te worden. De chef is tweetalig, maar meent geen probleem te zullen hebben met het aanleren van een nieuwe taal.

Hoewel sommige landen strenge maatregelen hanteren tegen Filippijnse gastarbeiders vindt Formento het nogal meevallen. “Als je van te voren weet wat de regels zijn, moet je je daar aan houden.” Als voorbeeld haalt hij wetten in het Midden-Oosten aan die stellen dat je niet ongetrouwd mag samenwonen met een islamitische vrouw. “Toch doen sommigen dat wel. Tja, dan krijg je problemen.” De impact die het exportbeleid heeft op zijn thuisland kijkt Formento met lede-ogen aan. Dat veel kinderen zonder hun ouders opgroeien, vindt hij het ergst.

Van alle landen die hij intussen heeft bezocht, vindt hij Suriname het meest relaxed. Toch gaat hij over enkele maanden weer weg. De reden: zijn huwelijk. Twee jaren terug heeft Formento de vrouw van zijn leven ten huwelijk gevraagd. Zij is, hoe kan het ook anders, ook een arbeidsmigrant en werkt al vijftien jaar in Japan. De afgelopen jaren heeft het koppel voornamelijk via het internet contact gehouden. “Het is wel moeilijk, maar met de technische mogelijkheden kunnen we gemakkelijker met elkaar praten.” Formento overweegt om na hun huwelijk ook een werkplek te zoeken in Japan. De drang om samen te zijn zal groter zijn, denkt hij. Mocht hij toch in de Filippijnen blijven, dan begint hij zijn eigen zaak.

Gepubliceerd in de Ware Tijd, 05/05/2014
Tekst: Agatha Castillo & Nikki Mulder
Illustratie: Edward Wong Loi Sing
Beeld: Jason Leysner & Stefano Tull

 

Plaats een reactie